De doos
Ok, dit wordt blijkbaar een blog waar maar één keer per jaar
iets op verschijnt… En dan meestal nog rants over welke stommiteiten ik weer
heb voorgehad. Nu moet ge niet denken dat ik maar eens in het jaar een
stommiteit voorheb natuurlijk, dan zou mijn blognaam toch niet zo goed gekozen
zijn. Alleen zijn ze niet altijd spectaculair genoeg om u ermee lastig te vallen. En ik val bovendien vaak ik herhaling qua stommiteiten, genen ezel, ikke. Mijn gebrek aan blogposts is enerzijds het gevolg van een gebrek aan tijd
en anderzijds van een gebrek aan duidelijke richting die ik met een blog zou
willen uitgaan. Ik hou van creatief bezig zijn, onder andere kledij maken, maar
ook daar heb ik amper tijd voor, laat staan dat ik erover zou bloggen. Ik volg
wel verschillende naaiblogs. Daarnaast lees ik ook veel mamablogs. En eigenlijk
ook niet-mamablogs… Volgens mij volg ik wel enkel vrouwen, geen idee waarom.
Verder wil ik eigenlijk kunnen zeggen wat ik wil, dus wil ik anoniem bloggen,
maar dan kan ik ook niet makkelijk foto’s posten natuurlijk.
Bon, tot zover de verantwoording. Over naar de rant ;-).
Ik begon de zaterdag met een zoektocht naar een doos. De doos
met het cadeau voor een zwangere vriendin. Die stond namelijk niet in de gang,
terwijl die daar wel hoorde te staan, naar mijn mening. 'Hebt gij een doos
verzet die in de gang stond?', tegen het lief. Lichte verontwaardiging.
'Nee...' Telefoon naar de papa, notoir verzamelaar van al wat wij kwijt willen,
om het vervolgens in het containerpark te deponeren. Soms ook zaken die we niet
kwijt willen. Maar, zo verzekerde mijn vader, deze week was hij helemaal nog
niet bij ons thuis geweest. Hoewel niet geheel overtuigd van beider mannen hun
onschuld, besloot ik toch maar eens in de auto te kijken. Even later kwam mijn
vader langs (mijn vader speelt graag ramptoerist) en vroeg met enig leedvermaak
of ik mijn doos al had teruggevonden. Waarop ik hem het blijde nieuws kon
meedelen dat hij was vrijgepleit van alle beschuldigingen, daar de doos nog in
de koffer van de auto bleek te staan en deze waarschijnlijk ook niet verlaten
had sinds ik ermee van de winkel was teruggekomen. Aangezien mijn vader dan toch
bezig was ramptoerist te spelen, gunde ik hem nog een pleziertje. Ik vroeg hem
mij naar het station te brengen, zodat ik enkele reservesleutels op mijn fiets
kon uitproberen, die daar nog stond sinds ik de vorige avond zonder
fietssleutel van mijn werk was gekomen. Even later kon ik met de fiets weer
naar huis, waarbij ik even langs de bibliotheek reed. Toen ik terug thuis kwam
van de bibliotheek was ik enigszins overmoedig en reed ik langs rechts met het
stuur van mijn fiets tegen de spiegel van mijn vriend zijn auto en vervolgens
langs links met mijn hand tegen de muur,
wat me een lelijke schaafwonde opleverde. Mijn vriend herhaalde die
avond nog eens zijn theorie over ‘stommiteiten begaat ge altijd met vlagen tegelijk’
(zijn vertaling van ‘een ongeluk komt nooit alleen’), toen ik merkte dat ik een
oproep gemist had van een vaste nummer dat ik niet kende, maar wel uit onze
buurt kwam. ‘Mevrouw, u spreekt hier met een medewerker van de bibliotheek, u
hebt uw identiteitskaart hier achter gelaten. U kan ze komen ophalen tot...’.
Zucht.
Reacties
Een reactie posten